Algemeen
15.05.2019
1 min om te lezen

Een rechtstreekse aanraking met een hond is niet vereist voor een succesvol beroep op artikel 6:179 BW

De rechtbank Zeeland-West-Brabant buigt zich over de vraag of een daadwerkelijke aanraking met een dier vereist is voor de toepassing van artikel 6:179 BW. In deze zaak ging het om een wielrenner die schrikt van een aangelijnde hond en daardoor ongelukkig ten val komt met ernstig blijvend letsel tot gevolg.

De rechtbank oordeelt dat een dergelijke aanraking niet vereist is. Voldoende is dat het gedrag van het dier de oorzaak van de schade was. De hond liep richting de wielrenner en het is vast komen te staan dat de wielrenner door deze beweging van de hond ten val is gekomen. Het feit dat de wielrenner ter plaatse niet mocht fietsen en dat zijn remmen te strak afgesteld stonden, doet hier volgens de rechtbank niet aan af.

De zeer ingrijpende blijvende gevolgen voor de wielrenner in combinatie met het gegeven dat de eigenaar van de hond verzekerd is, zijn naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die op grond van billijkheid ertoe leiden dat de vergoedingsplicht van de eigenaar van de hond in stand dient te blijven.
Voor meer informatie, neemt u dan contact op met ons kantoor via 030 242 85 99 of mail naar info@sdwadvocaten.nl
ECLI:NL:RBZWB:2019:1419