In deze zaak draait het om slachtoffer en geïntimeerde die buurtgenoten van elkaar waren. Op 29 augustus 2015 is er tussen hen op het perceel van het slachtoffer een verhitte discussie ontstaan over de vraag of het slachtoffer kort daarvoor de minderjarige zoon van geïntimeerde had geslagen. Geïntimeerde heeft slachtoffer tijdens die discussie met beide handen tegen de schouders geduwd, waardoor slachtoffer plat achterover is gevallen en met haar achterhoofd op een tuintegel is terechtgekomen. Het slachtoffer is met een ernstig hoofdtrauma onmiddellijk opgenomen op de spoedeisende hulp. Zij is onder meer acht dagen kunstmatig in coma gehouden en heeft een maandenlang revalidatietraject doorlopen. Slachtoffer heeft geïntimeerde aangesproken tot schadevergoeding. De rechtbank heeft geïntimeerde veroordeeld tot een betaling aan slachtoffer van € 93.724,14. Geïntimeerde heeft een aansprakelijkheidsverzekering bij Aegon en heeft gevorderd dat Aegon al hetgeen waartoe geïntimeerde in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld aan hem betaalt. Aegon heeft dekking voor eventuele aansprakelijkheid geweigerd en heeft daartoe een beroep gedaan op de opzetclausule.
De rechtbank heeft de vordering tegen Aegon toegewezen. Het hof neemt tot uitgangspunt wat de Hoge Raad in zijn arrest van 13 april 2018 heeft overwogen. De vraag of een opzettelijke gedraging van een verzekerde gericht is op het doen ontstaan van letsel, moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld aan de hand van de aard van de gedraging in het licht van de omstandigheden waaronder deze is verricht. Hierbij bestaat ruimte om de opzetclausule zodanig toe te passen dat redelijke en maatschappelijke aanvaardbare resultaten worden bereikt.
In het forensisch geneeskundig onderzoek (het NFI-rapport) wordt vermeld dat bij lichamelijk onderzoek naar de aanwezigheid van letsels bloeduitstortingen zijn aangetroffen op de rechter- en de linkerschouder van slachtoffer. Op basis van het beschikbare materiaal kan niet worden vastgelegd op deze zijn opgelopen door krachtig duwen. De rechtbank heeft aangenomen dat het ging om een ‘droge duw’, zonder risicoverhogende factoren en dat niet kan worden uitgesloten dat de blauwe plekken op de schouders het gevolg zijn geweest van de medische behandelingen nadien. Het hof acht dit oordeel juist. Het optreden van geïntimeerde kan dan ook niet worden gekarakteriseerd als een criminele gedraging die erop gericht was om slachtoffer uit evenwicht te brengen en om te duwen. Naar het oordeel van het hof kan het letsel door zijn ernst naar objectieve maatstaven niet als een te verwachten normaal gevolg van de duw door geïntimeerde worden aangemerkt. Bij het geven van een duw moet uiteraard rekening gehouden worden met letsel ingeval de geduwde persoon ten val komt, maar daaronder valt niet het zeer ernstige letsel dat slachtoffer heeft opgelopen. Het beroep door Aegon op de opzetclausule dient te worden verworpen.